Op vrijdag de dertiende oktober 1307 begonnen de vervolgingen van de tempeliers in Frankrijk. De gevangenen kregen meestal niet meer dan water en brood om van te leven. In donkere kerkers likten de vlammen aan de in olie gedoopte voeten van jammerende pelgrimsridders; handen werden achter de rug samengebonden en met een wipgalg werden de armen tot boven het hoofd getrokken, waardoor de schouders uit de kom schoten; ruggen en ledematen werden op pijnbanken opgerekt en uit elkaar getrokken. Dat allemaal in opdracht van Philips IV de Schone, koning van Frankrijk. Hij zocht naar bekentenissen van zwarte magie, sodomie, duistere rituelen, hekserij en duivelsaanbidding. Alles om de noodzaak van de folteringen te rechtvaardigen waarmee hij die bekentenissen kreeg, en daarmee aan te tonen dat hij slechts in het belang van God handelde. Op grond hiervan excommuniceerde paus Clement V de ridderorde die zo’n essentiële rol in het heilige land had gespeeld, en zo loyaal was geweest aan de katholieke kerk. De Franse koning aasde op de rijkdom van de tempeliers, waarbij hij enorme schulden had opgebouwd. Die schuld verdween terwijl hij ook alles leegroofde wat er nog in de vele vestigingen en landgoederen van de Tempeliers te vinden was. De macht van de ridderorde werd gebroken, hun rijkdom geconfiskeerd, en Philips schulden vereffend met het bloed van alle tempeliers die hij ervoor liet martelen en doodden.

Op 19 maart 1314 werd Jacques de Molay, laatste grootmeester van de Tempeliers, samen met een aantal andere leden op de brandstapel gezet. Vlak voor de Notre-Dame in Parijs, en net nadat ze hun onder marteling verkregen confessies hadden teruggetrokken en afgedaan als leugens bedacht om de pijn te doen ophouden. De vlammen woekerde al snel aan hun voeten en begon de huid al van de botten te likken toen hij begon te spreken; voordat zijn lichaam geheel door de vlammen verzwolgen was, vervloekte Jacques de Molay zowel de paus als de Franse koning. Hij zei dat ze zich binnen één jaar al voor hun daden moesten verantwoorden tegenover God zelf, en dan in hun veroordeling ervan sterven. Met zijn laatste adem vervloekte Molay ook de nazaten van Philip IV en het Huis van Capet waartoe hij behoorde; zijn bloedlijn zou ophouden te bestaan net zoals de vlammen van de brandstapel zullen uitdoven. Jacques de Molay onderging de rest van zijn vernietiging in stilte. Zijn kalmte, gelijk aan die van de Charney, de Gonneville en de Peraud die samen met hem verbrand werden, zorgde ervoor dat hun martelaarschap bevestigd werd. In de ogen van velen aanwezigen waren zij de werkelijke heilig geweest. Nadat de vlammen gingen liggen en de lichamen van de laatste Tempeliers tot smeulend stof waren gereduceerd, werden stukjes van hun stoffelijke overblijfsel eerbiedig door bewonderaars verzameld; ervan afgeschrapt of gesneden snel genoeg om vervolging te voorkomen, maar voorzichtig genoeg om als relieken bewaard te kunnen worden. Ergens in het geheim verstopt voor de ogen van koning en kerk, veilig verborgen voor ketters en ongelovigen.

Zowel koning Philip IV als Clement V stierven datzelfde jaar nog. De vloek van Molay bedrukte hun geest en beknelde hun geluk vanaf het moment dat de vlammen zijn tong hadden verstild. De woorden achtervolgde ze overdag in hun hoofd waar geen mogelijke afleiding ze uit kon verdrijven, en ‘s nachts hoorden ze de vloek uitgesproken worden op de tong van vele demonen en spoken die elke nacht weer in verschillend gedaantes verschenen tijdens dromen en nachtmerries. Uiteindelijk wisten ze de slaap niet meer te vatten, de paniek werd simpelweg te groot. Nergens waande ze zichzelf veilig voor de komende veroordeling. Visioenen van de brandende hel drongen zich steeds meer aan hun geest op, telkens erger. Naarmate het jaar verstreek werd hun lijden eraan steeds groter, en de visioenen intiemer met hun perceptie van de werkelijkheid vervlochten; tot ze overal waar ze kwamen zwavel en as begonnen te ruiken, en overal de verzengende hitte van de naderende hel al konden voelen, zo intens was die hitte voor ze dat het zweet voortdurend over hun voorhoofd kroop. De vochtige doeken die de dienstvrouwen op het hoofd, nek, en lichaam van de koning legde werden zo warm dat ze soms hun handen brandde wanneer ze te laat werden vervangen met schone, koude doeken. De paus vond in zelfs de heiligste kamers van het Vaticaan geen rust meer; geen geheime plek kon hem nog redden want er waren geen stenen dik genoeg om achter te kunnen schuilen voor het geluid van gejammer en huilen en het geschreeuw dat hij overal kon horen. In deze kakofonie van verloren zielen hoorde de paus zijn eigen noodlot afgeroepen worden.

Uiteindelijk werd de angst voor beiden te veel; al drieëndertig dagen na de executie overleed paus Clement V in zijn bed, huilend om zijn begane zonden en de eeuwige straf die op hem wachtte. Koning Philip IV stierf zeven maanden later aan een beroerte tijdens het jagen. Men fluisterde erover dat het gebeurd was op hetzelfde moment als dat het wilde zwijn door speer en pijlen werd geveld, en hoe de koning na zijn plotselinge doodsstrijd tegelijk met het gillende zwijn stierf. Driehonderd jaar lang regeerde het Huis van Capet over Frankrijk, zij waren de opvolgers van de Karolingische dynastie en stonden als machtig geworden manteldragers immer nog in de lange schaduw van Karel de Grote zelf. In 1328, slechts veertien jaar na de dood van Jacques de Molay, viel het Huis van Capet en kwam er een einde aan de heerschappij van de familiedynastie. Ieder in hun eigen gebarsten koninkrijk gingen de paus en koning heen; hun lichaam en geest uitgeput onder het gewicht van de vloek van Molay.